«Stel niet uit tot morgen wat je vandaag kunt doen »
Onlangs had ik het genoegen een artikel te schrijven voor een publicatie[1] van de Académie de droit fiscal Pierre Coppens (ADFPC), met als titel: «Waarom zou je vandaag doen wat je ook rustig morgen kunt doen? » Ik wees op de problemen die cijferberoepen al meer dan 10 jaar ondervinden met de websites van de fiscus..
Sinds de afschaffing van de «papieren» aangiften zijn deze websites onmisbaar geworden voor het indienen van aangiften en bezwaren.
Maar « Elk jaar opnieuw doen zich dezelfde problemen voor: websites die dagenlang niet bereikbaar zijn of foutmeldingen geven. Dat leidt tot extra stress en druk bij professionals die al onder hoge werkdruk staan. Meestal volgt uiteindelijk een “coulant” uitstel van de deadline, maar dit lost het probleem niet op»[2].
Al jarenlang slaagt de administratie er niet in om deze situatie grondig aan te pakken. Hoewel de administratie er voordeel uit haalt (het laten invoeren van «papieren» aangiften door de belastingplichtige of diens mandataris) biedt ze nog steeds geen betrouwbaar digitaal hulpmiddel.
Ik verwees hoopvol naar een jurisprudentie die langzaam terrein leek te winnen.
In een vonnis van 27 februari 2024 vernietigde de rechtbank van eerste aanleg in Waals-Brabant[3] een belastingverhoging van 20%, die als disproportioneel werd beschouwd omdat de aangifte met tien dagen vertraging was ingediend wegens technische problemen met het digitale platform.
Op 30 september 2024 vernietigde ook de rechtbank van West-Vlaanderen[4] (afdeling Brugge) een belastingverhoging van 200%, omdat de storing van Biztax als overmacht werd erkend.
De administratie stelde dat de vennootschap niet tot de laatste dag had mogen wachten om haar aangifte in te dienen (sic!),
Ver weg van de administratie te volgen, benadrukte de rechtbank dat het de verantwoordelijkheid van de fiscus is om toegang tot het Biztax-systeem te waarborgen, vooral op de uiterste indieningsdatum van de aangiften..
Voor mij betekende dit een erkenning van haar plicht om een degelijk werkend systeem aan te bieden of de gevolgen van de gebreken te dragen.
In dat oordeel zag ik een duidelijke bevestiging van de verplichting die op de administratie rust: het voorzien van een degelijk werkend hulpmiddel, of – bij gebreke daaraan – het dragen van de gevolgen van het falen.
Vandaag ben ik teleurgesteld bij het lezen van het vonnis van 20 december 2024 van de rechtbank van eerste aanleg in Leuven. (R.G. nr. 21/1701/A)[5].
In deze zaak betwistte een vennootschap de onontvankelijkheid van haar vordering. Zij voerde aan dat zij op 16 juni 2021 herhaaldelijk had geprobeerd een bezwaar in te dienen tegen een ten onrechte gevestigde aanslag, doch zonder succes.
De vennootschap slaagde er echter niet in haar bezwaar tijdig in te dienen, wegens een technisch probleem op de server van de fiscale administratie. Concreet kon het veld "gemeente van belastingheffing" niet worden ingevuld, waardoor verzending onmogelijk was.
De eisers beriep zich dan ook op overmacht voor de rechtbank te Leuven.
De rechtbank wees er op dat de wettelijke bezwaartermijn zes maanden bedraagt, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de verzending van het aanslagbiljet, met name vanaf 17 december 2020.
Deze termijn verliep dus op 16 juni 2021.
De rechtbank stelde vast dat het bezwaar pas formeel werd ingediend op 17 juni 2021 — één dag na het verstrijken van de wettelijke termijn.
De rechter herinnert eraan dat een vervaltermijn niet kan worden verlengd of geschorst, behalve uiteraard in geval van overmacht.
De rechtbank vervolgt dan ook als volgt: «Naar het oordeel van de rechtbank levert eiseres niet het bewijs van een situatie van overmacht die een verlenging van de bezwaartermijn zou kunnen rechtvaardigen.
Overmacht kan slechts voortvloeien uit een gebeurtenis, onafhankelijk van de menselijke wil en voor zover men die niet heeft kunnen voorzien noch afwenden. Overmacht is onverenigbaar met een nalatigheid of met een gebrek aan voorzorg. De rechter kan het bestaan van overmacht uitsluiten op grond van de enkele vaststelling dat eiseres niet de nodige voorzorgen heeft genomen om de toestand die zij als overmacht aanvoert, te voorkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank legt eiseres geen bewijs voor dat er op het ogenblik dat zij het bezwaarschrift wenste in te dienen sprake was van een technisch probleem, wat het tijdig doorsturen van het bezwaarschrift onmogelijk heeft gemaakt. Eiseres beschikte hiertoe overigens over een (verval)termijn van 6 maanden, maar slaagde er desondanks - en ondanks het feit dat zij op 15 juni om 06u19 reeds aankondigde dit binnen de wettelijke termijnen te zullen doen - niet in om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. Ten overvloede, zelfs indien eiseres zou bewijzen dat er sprake was van een technisch probleem bij het myminfin-portaal op het ogenblik dat zij haar bezwaarschrift had willen indienen, had zij met deze mogelijkheid/dit risico rekening kunnen en moeten houden. Door te wachten met het indienen van het bezwaarschrift tot op het allerlaatste ogenblik - het eerste ontwerp dateert van 16 juni 2021 om 22u50 - heeft zij dit risico op zich genomen en heeft zij niet de nodige voorzorgen genomen om de toestand die zij als overmacht aanvoert te voorkomen.»
Uiteraard deel ik de analyse van de rechtbank niet.
Men zou uitgebreid kunnen ingaan op de verschillen tussen het indienen van een papieren document en een elektronische aangifte, op het gerechtvaardigde vertrouwen van de belastingplichtige in het verplichte digitale platform, of op de druk die deze rechtspraak legt op cijferberoepen. Toch blijft het een feit.
Sommige magistraten zijn van oordeel dat het aan de belastingplichtigen en hun mandatarissen is om rekening te houden met mogelijke storingen van het digitale systeem dat de administratie zelf verplicht oplegt.
In zekere zin hebben ze daar niet helemaal ongelijk in. Dergelijke storingen komen immers regelmatig voor en moeten helaas als meer dan waarschijnlijk worden beschouwd.
Victor Alvarez Fernandez
Juriste – FID-Manager
[1] « Edition spéciale : 60 Proposition fiscales pour 2025 », p. …., EDITION SPECIALE : 60 PROPOSITIONS FISCALES POUR 2025 | ADFPC (https://www.adfpc.be/shop/edition-speciale-60-propositions-fiscales-pour-2025-86#attr=56)
[2] Ibidem
[3] Rechtbank van eerste aanleg - Waals-Brabant - Vonnis van 27 februari 2024 - Rolnr. 22/811/A
[4] Rechtbank van eerste aanleg - West-Vlaanderen, afdeling Brugge - Kamer B10 - Vonnis van 30 september 2024 - Rolnr. 22/2906/A
[5] Rechtbank van eerste aanleg - Leuven - Vonnis van 20 december 2024 - Rolnr. 21/1701/A